In gesprek met Bertus Lansen
Door Edwin Nuijten
Bertus is geboren in Moerdijk, Grintweg 16, 1936. Zijn vader Gerardus Bernardus was de eerste Lansen die in het dorp ging wonen. Gerardus (Aart) groeide op in de Arembergsche polder, gelegen tussen Nassaupolder en Blokpolder. Zijn vader Lambertus (1867-1914) overleed op zevenenveertigjarige leeftijd. In eerste instantie werden de jongens op kostschool ondergebracht, maar vanaf zijn 12e jaar werd Gerardus teruggeroepen en was hij werkzaam op de boerderij. Zijn broer Bernard bleef langer op school en kwam later naar de boerderij. Toen kwam de liefde en hij trouwde in 1935 met Elisabeth Johanna Maria Nollen (Betsie). Hij verhuisde samen met Betsie vanuit de polder naar het dorp Moerdijk.
Vader Gerardus Bernardus
In Moerdijk ging Gerardus (Aart) wonen op de Havendijk. Omstreeks 1935 trok hij samen met Betsie in bij den Hollander (Woning lag naast de zogenaamde meelfabriek). In 1936 vinden we hem terug op de Grintweg 16. Hij huurde de woning van dhr. Kanters.[5]
Inmiddels had hij een stuk grond gekocht, voorbij de molen, net buiten het dorp. Tussen Grintweg en de dijk, de Julianastraat lag er nog niet, tot aan de Appelzak II. Deze grond onder de dijk was nat, er groeide riet-wilgen en was min of meer een moeras. Gerardus heeft bomen en riet verwijderd, dit gebied opgehoogd en geïrrigeerd, samen met zijn latere bedrijfsleider Jo Schneiderberg. Gewoon met de kruiwagen. Met grote hoeveelheden gips en grond van de vuilnisbelt (ten westen van de huizen van familie Slager en Nico Knook lag destijds een vuilnisbelt) werd het gebied opgehoogd en later zijn er fruitbomen geplant.
SELECTIEBEDRIJF, AARDAPPELHANDEL EN ZADEN
Lansen begon een loonbedrijf voor onderhoud van boomgaarden en gewassenbescherming. Met de kennis die hij hiermee vergaarde, adviseerde hij de boeren. Hij deed dit fietsend door de polder en zo kreeg hij de bijnaam “de fietsende voorlichter”.
Later zijn achter de Grintweg 16 de eerste loodsen geplaatst voor opslag van aardappelen/uien/ knolselderie en pootgoed.
Het bedrijf groeide uit tot een selectiebedrijf. Boeren en telers uit Brabant, zowel boeren van de klei en het zand wisten Lansen te vinden. Ook waren er klanten uit Zuid-Holland, Zeeland en Hoeksche waard. Naar behoefte werden de loodsen uitgebouwd. Stap voor stap.
Ter voorkoming van rotting vroeg opslag van elk gewas zijn specifieke verzorging. Er werd geëxperimenteerd met droogsystemen en als Lansen kansen zag breidde hij zijn activiteiten uit. Onder andere als loonbedrijf met gewasbestrijding en rooien. In de jaren zestig werd een graszaaddrogerij gestart. Maar als de vraag kwam, werden ook andere producten, als hondenbrokken en tuinbonen, gedroogd. Bertus verteld over het vele handwerk bij het drogen. Onder andere een partij bonen uit Frankrijk, die de klok rond gedraaid moesten worden. Dit was dus ploegenwerk en vader Aart, 73jaar oud, deed gewoon zijn ronde mee.
Lambertus (Bertus) en zijn broer Cornelis (Cees) werkten als vanzelf mee in het bedrijf.
Achteroverleunen was er niet bij. Uit het harde werken spreekt een soort trots. Bertus verteld over het vele handwerk, want de karren en wagens met aardappelen werden met de hand geleegd.
Het ging goed met het bedrijf en in 1948 werd het huis op Grintweg 34 (bouwjaar 1932), gekocht van dhr. Lips.
En zat het allemaal mee? Nee dus. Oorlog en watersnood. Tijdens de oorlog was Aart verantwoordelijk voor zijn gezin en vluchtte weg uit Moerdijk. Bertus verteld over het schuilen bij de familie Nollen in de Nassaupolder, met een dertigtal personen in de kelder onder de opperkamer in 1944. Het fluiten van de mortieren, de ontploffingen, de gewonde Duitsers die ook bij hen kwamen schuilen. En hoe ga je daar dan mee om?Voor de oorlog was naast de boomgaard, de aardappelhandel opgestart. Grote loodsen, vol zakken en kisten. Bij de razzia’s die in het dorp Moerdijk werden gehouden verscholen de mannen en jongens van het dorp zich. Ieder had zijn eigen schuilplek. Een bekende schuilplek was het mais in de boomgaard, maar ook gaan er verhalen rond van de loodsen bij Lansen, waar met aardappelkisten een ruimte was vrijgehouden. Wanneer het vermoeden van een razzia de ronde deed, verzamelden zich hier mannen.
Na de oorlog, schouders eronder. De “aardappelhandel en zaden” had geleden en alles moest opnieuw opgebouwd worden. Moerdijk was letterlijk plat gebombardeerd. De bedrijfspanden hadden geleden, alle ruiten lagen eruit en Lansen was er snel bij met betrekking tot het bestellen van glas. Glas was schaars, maar Lansen kon al snel door met zijn bedrijfsvoering.
Gemeenteraad
Gerardus Lansen werd gevraagd voor de gemeenteraad (vanaf circa 1949 tot circa 1962, lijst KVP). Destijds was Moerdijk verdeeld over de gemeenten Klundert en Hoge en Lage Zwaluwe. De gemeenteraden moesten samenwerken. Het gemeenschapshuis gezamenlijk financieren, onderhouden. Samenwerken en onderhandelen was een belangrijke eigenschap voor deze bestuurders. Een ander punt was de belangen van dorp Moerdijk onder de aandacht brengen. Moerdijk was absoluut geen prioriteit van de drie gemeenten. Dus naast samenwerken, moest er ook Pr bedreven worden. Opkomen voor de eigen belangen. Geen gepiep, geen Calimero gedrag, maar volwassen en uitgaande van eigen waarde opkomen voor de belangen van het dorp. Dat Gerardus dit met verve deed, blijkt uit de raadsnotulen van die tijd.[6]
Karakter
Als ik Bertus vraag naar karakteristieken van zijn vader komt keihard werken boven drijven. Hij kon niet alles alleen, moest samenwerken. Een enorme steun en toeverlaat was Jo Schneijderberg. Zijn bedrijfsleider die jaren in de Julianastraat heeft gewoond, naast het bedrijf. Die twee hadden een heel goede band. Ook later in de gemeenteraad was samenwerken cruciaal net als opkomen voor je dorp. Uit het verhaal blijkt veerkracht en ondernemerschap. Oog voor kansen en dan vooral doorpakken. Vanuit het niets een mooi bedrijf opgebouwd. Niet heel veel risico nemen, maar inspelen op de behoefte van het moment en dat alles op eigen kracht.
Het verhaal van Bertus maakt nieuwsgierig. Het verhaal is niet af en ik wil meer weten over die Moerdijkers. Mannen, maar ook vrouwen, maar dat bewaren we voor een andere keer.
Het bruggetje over de Vliet
De Kloosterstraat was destijds een doodlopende straat. Het idee ontstond om de Kloosterstraat te verbinden met de grintweg middels een bruggetje. De gemeenten Klundert en Hoge en Lage Zwaluwe waren het wel eens, maar dit ging nog wel even duren, want een bruggetje moest gemaakt worden. Dit kwam in een versnelling toen gemeenteraadslid Lansen tegen een bruggetje aanliep op de wereldtentoonstelling in Brussel, Expo 58, 1958. Lansen had na een tip het Engelse paviljoen gekocht voor de rietmatten, want alles werd gesloopt en moest weg. De brug zou mooi kunnen passen en toen was het snel schakelen. Zonder whatsapp, via trage telefoonverbindingen kreeg hij het voor elkaar. De gemeenten gingen elk voor 1200 gulden akkoord. Transport en alles werd geregeld door Lansen en tot 2021 heeft deze brug zijn werk gedaan. Recent is hij vervangen.