Hier wordt turf, een belangrijke brandstof, onder de grondwaterspiegel vandaan gehaald, een veel gebruikte techniek in West- en Noord-Nederland. De man in het bootje baggert veen uit het water, dat vervolgens over het land wordt uitgespreid. De vrouw op de achtergrond stampt het in de zon drogende veen tot een harde massa. Daarna wordt het met een spade in handzame blokken gestoken. Ten slotte droogt de turf na.
Voor de aanleg van het bovenregionale Industrieterrein Moerdijk, is een gebied van 2600ha bruto in het Hollandsdiep opgespoten met zand uit de Biesbosch. Dit ging ten koste van de gorzen langs de buitendijk tussen Moerdijk en Klundert en landbouwgrond.
Sinds de middeleeuwen is dit gebied geëxploiteerd. De veengronden waren interessant voor de turf en zoutwinning. Tot 1000 na Chr. was er sprake van moerasgronden en overstromingen. Eerst overstromingen door de afvoer van rivierwater, later zeewater vanwege de stijgende zeespiegel. Vanaf de zestiende eeuw werden dijken aangelegd en ontstonden polders.
De grond waarvoor generaties is gevochten tegen het water en de elementen is de oerkracht van Noordwest-Brabant. Het bestaan en het overleven in dit gebied was gerelateerd aan wat de gronden opbrachten. De identiteit van de bewoners in deze streek zien we hierin terug. We hebben het hier niet alleen over boeren of arbeiders. De gronden waren een belangrijke machtsfactor waar machtige heren voor vochten. Man tegen man, Heer tegen Heer en het Noorden tegen het Zuiden.
Dit stuk vertelt het verhaal over de Oerkracht van Noordwest Brabant. Hoe het land is geworden tot het cultuurlandschap zoals we dat nu kennen.
De ontstaansgeschiedenis van de Noordwest-Brabantse kleigronden
Uit: Landschap en waterbeheer in Noordwest-Brabant
“Het huidige zeekleilandschap is nog betrekkelijk jong; zo’n 800-1000 jaar. Maar voorheen zag dit gebied er heel anders uit. Direct na de ijstijd, zo’n 10.000 jaar geleden, was in deze regio sprake van een dek- en rivierzandvlakte. Onder invloed van stijgende temperaturen rees de zeespiegel, waardoor ook de grondwaterstanden in West-Nederland sterk stegen. Onder dergelijke moerassige omstandigheden kon zich een dik pakket laagveen ontwikkelen.”
“Gedurende de eerste duizend jaar van onze jaartelling bleef Noord-Brabant een aaneengesloten moeras, met enkele hoogveenbulten die werden doorsneden door lagergelegen moerasbossen en brede beekdalen van de Donge, de Mark, De Dintel, De Vliet en de Striene. Men sprak van “De Wildert”, een term voor een onontgonnen en woest gebied”.
Turfwinning en overstromingen
Uit: Landschap en waterbeheer in Noordwest-Brabant
“In de 12e eeuw werd steeds meer getijdenwerking vanuit zee merkbaar. De rivieren traden bij regelmaat buiten de oevers. Er waren nog geen dijken. Van echte overstromingen met zout water was nog geen sprake.”
“Noordwest-Brabant was een niemandsland. Dat veranderde rond 1180. Noordwest-Brabant kwam toen in de belangstelling van de Vlaamse zuiderburen. Die waren namelijk naarstig op zoek naar brandstof(turf). Een van de eerste veenontginningen in deze regio was Heiligenberg, nu verstopt onder het Industrieterrein Moerdijk.”
“Rond 1287 ontstond Overdraghe, waarschijnlijk aan een gelijknamige veenloop of kreek op de plaats van de huidige kern Moerdijk. Verzanding van de kreek leidde rond 1280 tot het graven van een nieuwe vaart (‘nyer vaert’), waarmee de basis voor het later Niervaert (bij Klundert) was gelegd. In een snel tempo werden ten westen van het huidige Zevenbergen grote veengebieden ontwaterd en afgegraven. De gevoeligheid voor overstromingen nam hierdoor toe. Omdat het gebied vlak en onbedijkt was kon de stormvloed van 1287 ver landinwaarts stromen, daarbij kreken en geulen uitslijtend en grote massa’s aan veen meenemend. De zee zou vanaf die tijd bij vloed regelmatig over de venen heen stromen. Overdraghe werd verlaten en een “verdronken oort”.
“Zevenbergen speelt bij de eerste vermelding voor de turfwinning al een dominante rol. De eerste grootschalige turfwinning dateert van 1287. Verondersteld mag worden dat de eerste haven van Zevenbergen ook uit deze tijd dateert, zodat het veen via de Mark richting Vlaanderen kon worden getransporteerd. De turfwinningen moeten het landschap van moerconcessies het karakter hebben gegeven van een open bouwput; gegraven sloten en modderige afgegraven vlakten.”
“De eerste overstromingen met zoutwater dateren van 1344. Dit bood nieuwe perspectieven voor de bevolking, daar deze overstromingen de kans gaf tot zoutwinning. Voor Zevenbergen braken daarmee gouden tijden aan. Die zouden duren tot de St Elizabethsvloed van 1421.”
“Begin 15e eeuw verkeerde het landschap van Noordwest-Brabant in een sterk gehavende en gevoelige positie. Onder invloed van menselijk handelen en winstbejag was het natuurlijk veenlandschap grotendeels afgegraven en verwoest. Het westelijk deel stond sterk onder invloed van de getijdenwerking. Het veenlandschap werd een getijdengebied, een deltalandschap”.
“Nog steeds werden enorme gebieden leeg geturfd. En door bestuurlijke onenigheid was er onvoldoende aandacht voor de kwaliteit van de dijken. Problemen konden niet uitblijven. Op 18 november 1421, tijdens de St. Elizabethsvloed vonden diverse dijkdoorbraken plaats. En het bleef niet bij die ene stormvloed. Vele dorpen verdronken.”
“De St. Elizabethsvloed en de diverse stormvloeden daarna hebben het wateroppervlak sterk vergroot. Deze situatie met kreken, slikken en gorzen, die bij vloed groeide tot een enorme watervlakte bleef tot halverwege de 16e eeuw bestaan. De oudst bekende kaartschets, gemaakt door een visser, uit 1530 toont een erg grillig gebied. Ook het gebied rondom Zevenbergen stond een eeuw lang geheel onder invloed van de getijden. Zevenbergen verviel in armoede. Het dorp werd volledig omgeven door water. Men leefde van visserij. ”
Strijd tegen het water
Uit: Landschap en waterbeheer in Noordwest-Brabant
“In de regio van Zevenbergen werden al vanaf 1470 geleidelijk offensieve maatregelen genomen. De eerste activiteiten betroffen de hoogstgelegen gebieden, waaronder Zwartenberg en diverse poldertjes bij Moerdijk.”
“Het water- en gorzenlandschap in een sterk door geulen en kreken doorsneden gebied ten westen en ten Noorden van Zevenbergen bleef tot halverwege de 16e eeuw aanwezig. Kreken met brede riet- en biezenoevers, die bij eb veranderden in modderige slikken en verruigde rietgorzen.”
“Vanaf 1555 tot 1560 werden in hoog tempo, verschillende polders rondom Zevenbergen aangelegd. De laatste inpolderingen zijn halverwege de 17e eeuw gerealiseerd met de Nassaupolder en den Royale Polder. Het dorp Moerdijk ontstond in 1650 toen den Royale Polder werd ingedijkt. Het Moerdijkse gebied was voorheen al bekend als het Sprangblock, een hoger gelegen stuk land langs de kreek De Sprange. Of er toen al sprake was van bewoning is niet bekend.”
Gebruik van de Noordwestelijke zeekleigronden van Noord-Brabant
Uit: Niervaart. Een beschrijving van de ontwikkeling der heerlijkheid Niervaart en van den huidigen toestand der staatsdomeinen. 1938.
“De ontstaansgeschiedenis van dit gebied maakt duidelijk dat de kleilaag rust op een laag moer. De dikte van de kleilaag is nogal wisselend en varieert van slechts een halve tot wel twee-en-halve meter. De structuur van de grond is over het algemeen goed en de mestbehoefte niet bijzonder groot. Akkerbouw is hoofdzaak in deze streek. Grasland van uitstekende kwaliteit en verbouw van eiwitrijke voedergewassen. Suikerbieten vormen lange tijd het belangrijkste gewas, naast aardappelen, tarwe en haver. Gerst wordt weinig geteeld. Teelt van erwten en boonen is nog steeds van betekenis. De laatste jaren een toename van koolzaad, karwij, blauwmaanzaad, spinazie, bieten en krotenzaad. Als nieuw gewas is hennep verschenen. De zaadmais wil er in deze streek nog niet in.”
“Het vlas vormde vroeger een belangrijk gewas. Na den oorlog (1917-1918) verminderde de teelt aanzienlijk terwijl de landbouwcrisis de vlasserij zulke slagen toebracht, dat gevreesd wordt dat het vlas en de vlasbewerking voorgoed uit de streek verdwijnen zouden.”
“Oorspronkelijk waren de slikken van het Hollandsch Diep bezet met biezen. Naarmate deze gronden hooger werden door aanslibbing verdwenen de biezen, welke vervangen werden door riet. Teneinde de kades en dijken langs het Hollandsch Diep te beschermen tegen den golfslag, werden daar langs strooken wilgenhout aangeplant en dit beteekende het begin van de grintcultuur. De vierjarige hakgriend-cultuur levert palen, latten en rijshout voor waterwerken, boonstaken en hoepels voor tonnen, hout voor stoelen, enz.”
Het huidige landschap in Noordwest-Brabant
Uit: Landschap en waterbeheer in Noordwest-Brabant
“Dit gebied ligt grotendeels juist boven of onder zeespiegelniveau. Er is sprake van vooral open zeekleipolders met dijken, sloten en overwegend agrarisch grondgebruik. De veenlagen worden vrij ondiep in de bodem aangetroffen, vaak zelfs binnen een meter onder het maaiveld.”
“De historie als veenmoeras en turfwinning wordt duidelijk in de kern Moerdijk. Hier bestaat de bodem ook nu nog voor een deel uit veengronden die door een dunne laag klei zijn afgedekt. De oude landschapspatronen zijn derhalve sterk versnipperd door de kluwen van spoor- en autowegen, dwars door het oude polderland. De cirkelvormige (moer)dijken zijn nog steeds te zien. Deze zijn uniek voor deze regio, elders zijn veelal meer rechthoekige polders aangelegd. Verder vallen de kleine polders op, waarin de fasegewijze inpolderingsgeschiedenis kan worden herkend.”
“De oude kreken en inbraakgeulen zijn onherkenbaar. Veel oude kreken zijn in de 19e eeuw rechtgetrokken tot poldersloot. De oude turfvaarten zijn als zodanig niet meer herkenbaar. Het overgrote deel van de dijken, waaronder enkele oude moerdijken, is gebleven en vormt hiermee een belangrijke cultuurhistorische waarde van het gebied.”
“Woonkernen bevinden zich veelal op plaatsen die van nature relatief hoog liggen (Zevenbergen) en langs dijken (Roodevaart, Moerdijk). Naast verspreid liggende boerderijen is het gebied dunbevolkt met rondom Zevenbergen, enkele kleine dorpen. Vanuit deze context is het Industrieterrein Moerdijk enorm. Dit terrein is begin jaren zestig aangelegd. Het hele gebied is hiertoe met 4 à 5 meter zand opgehoogd, op veilige hoogte voor overstromingen. Het cultuurhistorisch landschap ligt nu verborgen onder het zand. Een toekomstig archeologische vindplaats.”
De oerkracht van Noordwest Brabant
Dit stuk geeft een beeld van de ontwikkeling van onze streek. Van de moerassen tot het huidige cultuurlandschap. Het laat zien hoe deze gronden steeds een nieuwe functie kregen. De visserij was altijd aanwezig. Eeuwenlang. Daarnaast zagen we turf- en zoutwinning ontstaan. Overstromingen van rivier en zee die kleilagen achterlieten voor onze boeren. Boeren en agrariërs die met veel liefde voor het landschap een bestaan opbouwden. Veel van deze boerenbedrijven hebben plaats moeten maken voor de huidige functie van de gronden: industriegrond. De kostbare kleigrond is afgedekt met 4 tot 5 meter zand en we moeten concluderen dat het cultuurhistorische landschap zoals dit in eeuwen is ontwikkeld is verdwenen tussen een kluwen van wegen en spoorlijnen.
Maar laten we vasthouden aan het geloof dat de kracht van dit gebied in de grond zit. Het landschap is generaties lang met veel liefde ontwikkeld en als je goed kijkt zie je nog steeds heel veel moois en waardevols.
Bronnen: De Oerkracht van Moerdijk
Weg van de Turf, Een uitgave van de Werkgroep Herleving Turfhistorie West-Brabant
Landschap en waterbeheer in Noordwest-Brabant, Paul van Dijk
Niervaart: Een beschrijving van de ontwikkeling der heerlijkheid Niervaart en van den huidigen toestand der staatsdomeinen. 1938.
Toelichting cultuurhistoriekaart Moerdijk