Om de gebeurtenissen in 1953 goed te begrijpen moeten we terug in de tijd. Ter introductie een beknopte beschrijving van het dorp en zijn omgeving omstreeks 1953.
In 1953 zag Moerdijk er heel anders uit dan nu. Straten als de Schokkerstraat, Margrietstraat tot en met de Onrust en de Pastoor Lombartstraat, van Klaverstraat tot en met de Wethouder Mattheestraat bestonden nog niet. De A16 was een rijksweg, er was nog geen A17 of spoorlijn met industrieterrein. Het dorp kon je bereiken via de Zwaluwsedijk en de hooggelegen Steenweg. Vanaf Roodevaart liep de Grintweg over en langs de dijk en kwam je het dorp in nabij de gereformeerde kerk. Verder waren er onverharde polderwegen.
In die vijftiger jaren richt Moerdijk zich op na de verwoesting van het dorp tijdens de tweede wereldoorlog. Het halve dorp was in puin geschoten en er heerste serieuze woningnood. Woningen werden hersteld en er werd gebouwd. Ongeveer 60 noodwoningen met plat dak langs de Vliet en Grintweg. Een aantal nieuwe woningen aan de Steenweg en Havendijk. En er kwamen nieuwe straten. De Julianastraat, de Visserstraat, de Johan Willem Frisostraat tot aan de grintweg en in 1952 werd de Kloosterstraat opgeleverd. De RK kerk uit 1937 en het enorme klooster met internaat waren verwoest. Een noodkerk en nieuw, kleiner klooster werden gebouwd. De Gereformeerde Kerk en de woningen in de Zwaluwsedijk waren gesloopt door de Duitsers en de nieuwe Gereformeerde Kerk werd gebouwd op het einde van de Grintweg. Deze werd in 1952 opgeleverd.
De kades aan de haven werden hersteld evenals een aantal woningen langs den Bels. De woningen langs de Havenkant kwamen niet terug. De voormalige zeepfabriek was verwoest en de woningen aan de Havendijk en Steenweg hadden vrij zicht op de haven en Hollandsdiep. De vliet stond in verbinding met de haven middels “de heul” die ter plaatse café “Kanters” (De Put) onder de havendijk doorliep. Bij hoog water werd de verbinding gesloten middels een houten getijdendeur die meebewoog met de waterstroom. Het was niet ongebruikelijk dat het water op de kade van de Haven stond. De huizen aan de haven hadden luiken om in die gevallen het water buiten te houden.
De dijken bevonden zich in slechte staat. Door oorlogshandelingen waren de dijken beschadigd. Tegen de dijken aan bevonden zich bunkers en er liep een tankwal ten zuiden van het Protestantse kerkhof. Na de oorlog had dijkherstel geen prioriteit, maar inmiddels werd de Zwaluwsedijk verhoogd naar 7m boven NAP. Vanaf Lage Zwaluwe was men in 1953 gevorderd tot nabij watergemaal “Leegwater”. Dit gemaal heet tegenwoordig “Gemaal Moerdijk”. De twee Worthington centrifugaalpompen zijn geplaatst na de tweede wereldoorlog (Marshall-hulp) en werden aangedreven door een dieselmotor.
De Appelzak was nog ongerept. Achter den Bels kon je direct zwemmen (bij de “trapkes”) en tot aan de Roodevaart liepen de gorzen. Er was sprake van getijdewerking. Tussen eb en vloed was een normaal verschil van 2 tot 2,5m. Twee keer per dag was er sprake van hoog- en laagwater. Nimmer werd gedacht aan dijkdoorbraken.
Het gewone leven in het dorp
Het dorp had een flinke economische terugval, maar herstelde zich na de oorlog. De visserij had het zwaar, maar herpakte zich. De vloot van Moerdijk bestond uit 14 schokkers. Afhankelijk van het adres van de eigenaren ZL of KL genaamd. Een 4-5-tal kleinere visboten, zogenaamde Schouwen en 2 visafhalers. De haven werd gebuikt door de binnenvaart en sleepvaart. De scheepsvaart, spoorwegen en de herstelwerkzaamheden aan de Moerdijkbruggen en bouwwerkzaamheden in het dorp stimuleerden de middenstand. Die middenstand bestond onder andere uit slagers, bakkers, melkboer, visboeren, kruideniers en diverse handelaars. Er was een visafslag, een administratiekantoor, postkantoor, dorps-en sigaren- en schoenenwinkel en fietsenreparatie. Er bevonden zich diverse aannemers, een loodgieter en elektricien, een handel in brandstoffen en kolen, een pootaardappel handel. En ook de scheepswerven aan de Roodevaart en de boerderijen in de polders zorgden voor werk en stimuleerden de vooruitgang. Er was geen sprake van overvloed, iedereen werkte keihard en het dorp richtte zich op.
In deze tijden was men op elkaar aangewezen. De bewoners kenden elkaar, hielpen elkaar en brachten vrije tijd samen door. De drie scholen en kerken waren een belangrijke bindende factor en het verenigingsleven floreerde. Jongens en meisjes jeugdverenigingen, gym- en toneelvereniging en natuurlijk voetbal en korfbal. En de cafés Kanters, Jan Hermus in het dorp en Toon Hermus net buiten het dorp waren een vaste ontmoetingsplaats voor allen.
In 1953 zijn auto’s schaars. Er zijn 4 taxibedrijven. De gebroeders den Ridder, De Rooy, Kanters en Buijs bij station Lage Zwaluwe. Een paar bedrijven hebben de beschikking over een auto of bedrijfswagen. Dit opgeteld met enkele privéauto’s is er sprake van 10-15 automobielen. Communicatie vindt plaats met de telefoon. Moerdijk heeft een post- en telegraafkantoor waar telefoonverkeer wordt geregeld door dhr. Van Nuenen en Hendrik den Rooij.
Het dorp Moerdijk met zijn polders valt onder twee verschillende gemeenten. De scheiding wordt gevormd door “De Vliet” die dwars door het dorp loopt. De verantwoordelijke burgemeesters zijn dhr G. Draijer van Klundert en dhr. Vlak van Hooge en Lage Zwaluwe. Moerdijk wordt vertegenwoordigd door twee Moerdijkers in de gemeenteraad. Dhr. Matthee is lid van de gemeenteraad van Hooge en Lage Zwaluwe en Dhr. G.B. Lansen van de gemeenteraad van Klundert. Dhr. Mosterd is de postcommandant der Rijkspolitie met kantoor in de Marechausseekazerne. Hij woont evenals wachtmeester Augustijn in de Julianastraat. Wachtmeester Schouten woont aan de Steenweg. De havenmeester is Dhr. Stoel. Hij woont op den Bels, het laatste huis aan de kop van de haven. Hij is ook verantwoordelijk voor de peilstaten en de getijdenschrijver die in het peilhuisje op de kop van de haven staat. De Machinist van het gemaal “Leegwater” is dhr. Bart van der Made.
Rondom Moerdijk lagen diverse gemeenschappen die een binding met het dorp hadden. Het Hoekske, Kalishoek, De Roodevaart, De Binnen Moerdijk, Station Lage Zwaluwe. De boerderijen in de Klaver- en Blokpolder. De Nassau en de Nieuwe Moerdijk polder. En de boerderijen die zich bevonden over de Roodevaart, langs de Buitendijk en Nieuwendijk richting Klundert. De Losekaat en Nieuwendijk Polder. De bewoners uit deze gemeenschappen en polders behoorden tot de Moerdijkse RK parochie en Protestantse geloofsgemeenschap. De kinderen zaten in Moerdijk op school en maakten deel uit van het verenigingsleven. Deze bewoners werden beschouwd als dorpelingen en maakten deel uit van de dorpsgemeenschap.
Tot zover een beschrijving van dorp Moerdijk in 1953. In diverse uitgaven van De Sprange is hier meer over te vinden.